9
Nu was het dus officieel. Ze konden nu niet de ambulance laten komen, de vreemdeling in het zwart naar beneden halen en zijn lichaam overdragen aan de autoriteiten. Perez keek op zijn horloge. Het rechercheteam uit Inverness kon de boot uit Aberdeen niet meer halen, maar nog wel het laatste vliegtuig. Hij had het nummer van zijn team in Lerwick al ingetoetst om de nieuwste informatie door te geven en de boel te coördineren.
‘Kun jij hier blijven, Sandy? Zet de schuur maar af als een plaats delict en hou iedereen op afstand. Ik stuur zo snel mogelijk iemand om je af te lossen.’
Perez dacht dat hij beter naar het bureau kon teruggaan. Als iemand onder verdachte omstandigheden om het leven was gekomen, bracht dat altijd veel papierwerk met zich mee. Het identificeren van de dode man had nu de hoogste prioriteit. Hij moest met de officier van justitie gaan overleggen om het onderzoek in gang te zetten. Eigenlijk bleef hij liever in Biddista om met de andere bewoners te praten, want hij verwachtte dat ze tegenover hem minder terughoudend zouden zijn dan tegenover de rechercheurs van buitenaf.
‘Ik rammel van de honger. Mag ik eerst even wat chocola gaan kopen?’ Sandy kon zeuren als een klein kind. En soms vond Perez dat hij ook het verstand van een klein kind had. Aan de andere kant kon Sandy met zijn technische kennis heel verrassend uit de hoek komen. Zo kon hij beter met computers omgaan dan wie dan ook op het bureau. Perez had een zwak voor hem.
‘Blijf jij maar hier, dan neem ik wel wat voor je mee.’ Voordat Sandy iets kon zeggen, stak hij de weg al over. Sandy riep hem nog na. ‘Doe maar een Mars. En chips. Salt and vinegar. En een blikje cola. Als het maar niet van dat light-spul is.’
Het winkeltje, dat aan het hoekhuis was aangebouwd, was nauwelijks groter dan een gemiddelde garage. Langs de muur hingen planken waar de klanten zelf hun boodschappen vanaf konden pakken, en in een koelvitrine lagen een paar pakjes vacuüm verpakt doorregen spek en een grote homp cheddar uit Orkney. In een hoek bevond zich het postkantoortje: een rekje met formulieren en een weegschaal voor pakjes. Achter de vitrine stond een jonge man. Martin Williamson, wist Perez, de kok die de catering bij de expositie had verzorgd. Martins vader had een hotel in Scalloway gehad, maar uiteindelijk alle winst in drank omgezet, waarna het gezin het hotel had verkocht en naar Lerwick was verhuisd. Kort daarna was de man overleden. Hij was in de haven te water geraakt, stomdronken. Er werd gefluisterd dat hij moedwillig in het water was gesprongen, maar omdat niemand erbij was geweest, viel daar eigenlijk niets zinnigs over te zeggen.
Desondanks ging Martin door voor een jongen die altijd goedgehumeurd was. Op de begrafenis van zijn vader had hij zelfs een grap aan een van zijn vrienden verteld. Daar hadden enkele aanwezigen aanstoot aan genomen, maar anderen dachten dat hij dat alleen maar had gedaan om zich groot te houden. Het voorval bleef hem achtervolgen. Het werd iets waar hij om bekend stond: Martin Williamson, de man die op de begrafenis van zijn vader had gelachen. ‘Hij heeft altijd al de clown uitgehangen,’ zou zijn moeder hebben gezegd toen ze hoorde wat er was gebeurd. Blijkbaar veroordeelde ze haar zoon er niet om.
Boven de deur van de winkel hing een bord met haar naam erop: Aggie Williamson. Ze woonde in het aangrenzende huis. Dezelfde roddelzieke lui die beweerden dat Williamson senior een eind aan zijn leven had gemaakt, insinueerden dat Aggie na de dood van haar man een flink bedrag van de verzekering had opgestreken en daarmee het winkeltje had opgezet. Aggie was in Biddista opgegroeid en had er altijd heimwee naar gehad toen ze elders woonde. In Scalloway of in het hotel had ze zich nooit op haar gemak gevoeld. Ze was een stille, teruggetrokken vrouw, die niet goed opgewassen bleek te zijn tegen het lawaai en geroezemoes in de voor iedereen toegankelijke hotelbar en tegen de druk om steeds maar weer nieuwe gezichten vriendelijk te moeten begroeten. Van het winkeltje in Biddista kon ze nauwelijks rondkomen, maar van de posterijen kreeg ze een bescheiden toelage. Bovendien vond ze het eigenlijk niet zo fijn als er klanten kwamen. Ze zat altijd op de hoge kruk bij het postkantoortje historische romannetjes te lezen.
Martin woonde met zijn vrouw Dawn en hun dochtertje in het middelste van de drie huizen. Wanneer hij niet in het Herring House hoefde te werken, hielp hij zijn moeder in het winkeltje. Hij droomde ervan ooit een eigen restaurant te beginnen.
Dit alles was Perez welbekend, hoewel hij nooit veel contact met de familie Williamson had gehad. Zo nu en dan vroeg hij zich af hoe het moest zijn om ergens te wonen waar de mensen elkaar niet van haver tot gort kenden. Heel verfrissend, dacht hij, want dat betekende dat je jezelf bij elke nieuwe ontmoeting weer als een compleet andere persoon kon voordoen. Maar misschien was dat ook wel oppervlakkig en een beetje kil. Biddista telde nog minder inwoners dan Fair Isle, het eiland waar hij was opgegroeid. Hij vermoedde dat de mensen hier waarschijnlijk wel geheimen hadden, want niemand vond het leuk als je buren alles van je wisten.
Hij werd zich ervan bewust dat anderen het misschien vreemd vonden om hem daar zomaar te zien staan, in gedachten verzonken, en daarom zette hij zich in beweging. In het winkeltje was het tamelijk donker. Het enige licht was het schijnsel dat door de openstaande deur naar binnen viel. In de schemering zag hij een meisje dat op de grond zat te spelen, bij een doos met speelgoed. In haar armen hield ze een gebreide knuffel, een vreemdsoortig beest met lange poten en een snuit. Ze hield hem in het midden vast en liet hem over de grond op en neer springen, alsof hij aan het dansen was. Martin keek naar Perez, zag hem naar het knuffelbeest kijken en moest lachen.
‘Vraag me niet wat voor ding dat is. Het lag op een rommelmarkt en Alice was er meteen helemaal weg van. Niemand mag er aankomen, maar eigenlijk moet het hoognodig gewassen worden.’ Hij keek Perez glimlachend aan. ‘Dit is al de tweede keer in twee dagen: wat brengt je zo snel weer naar Biddista?’
Perez ging niet op de vraag in. ‘Ik dacht dat je dat café-restaurant in het Herring House runde. Moet je daar vandaag niet zijn?’
‘De galerie is donderdags gesloten. Ik probeer mijn moeder wat te ontzien door soms voor haar in te vallen.’
Perez liep langs de planken en pakte chocola en chips. Geen salt and vinegar. Zou cheese and onion ook goed zijn? Sandy kon wat dat betreft heel kieskeurig zijn. Eigenlijk niet te geloven, dacht Perez, dat ik een moord moet onderzoeken en me ondertussen druk maak over welke chips Sandy zou willen hebben. Hij liep naar de toonbank en haalde zijn portemonnee uit zijn achterzak. ‘Die man die gisteravond bij de opening aanwezig was,’ zei hij. ‘Je hebt gezien dat hij nogal overstuur was. Kende je hem?’
Martin schudde zijn hoofd. ‘Ik denk dat het een toerist was.’ Hij begon de boodschappen van Perez op de kassa aan te slaan.
‘Ik heb hem toen bij jou in de keuken achtergelaten. Heb je enig idee waarom hij er plotseling vandoor is gegaan?’
Martin keek op en hield een zakje chips in zijn hand. ‘Daar had ik niets mee te maken, hoor. Ik hield me met de hapjes bezig. Achteraf zonde van de tijd, want de helft bleef over. Er kwamen minder mensen dan ze hadden verwacht. Bella was woedend.’
‘Wat is er gebeurd? Is hij gewoon opgestaan en zonder iets te zeggen vertrokken?’
‘Ik weet niet wat er gebeurd is. Ik ging een blad met hapjes achter in de galerie neerzetten, en toen ik terugkwam, was hij verdwenen. Misschien was hij wat tot bedaren gekomen en is hij naar huis gegaan.’
‘Nee,’ zei Perez. Hij zag dat het meisje helemaal in haar spel opging, maar toch sprak hij op fluistertoon. ‘Dat heeft hij niet gedaan. Hij is gevonden in de schuur van Kenny Thomson. Dood. Opgehangen aan een van de balken.’
Het leek of Martin ongemakkelijk wilde gaan lachen. ‘Nu neem je me toch zeker in de maling?’
‘Absoluut niet,’ zei Perez. ‘Waarom zou ik je voor de gek houden? Kenny heeft hem gevonden. Heeft hij jou daar niets over verteld?’ Het was zeer onwaarschijnlijk dat Martin van niets wist. In een gehucht als Biddista verspreidde nieuws zich altijd als een lopend vuurtje. ‘Vond je het niet raar om Sandy en die mannen daar te zien?’
‘Ik ben hier al vanaf het moment dat de winkel open is. Ik doe het rustig aan, omdat ik een beetje een kater heb.’
‘Waarom dacht je dat ik een grapje maakte?’ Zoiets zou toch buitengewoon smakeloos zijn? dacht hij. Net zo onkies als de aankondiging van een sterfgeval binnen de familie, waardoor de opening van een expositie niet zou doorgaan.
‘Nou, ik schrik wel even. Heeft hij zelfmoord gepleegd?’ Plotseling nam Martin zijn dochtertje op de arm. Hij keek naar buiten, naar de schuur en naar Sandy, die nog steeds op het muurtje bij de steiger zat. ‘Waarom zou iemand zich in de schuur van Kenny van kant maken?’
‘Is Kenny de enige die van die schuur gebruikmaakt?’
‘Nee, we noemen het Kenny’s schuur omdat hij hem heeft gebouwd. Iedereen in Biddista mag zijn spullen daar neerzetten. Kenny, ik, die nieuwe vent die in het huis op de hoek is komen wonen, Bella, Roddy.’
‘Wie is die nieuwe vent?’
‘Hij komt uit Engeland. Een schrijver. Peter Wilding. Wil hier een boek schrijven, zegt hij. Willy, die daar vroeger woonde, is vorig jaar naar een aanleunwoning verhuisd, en toen is Wilding er ingetrokken. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar blijkbaar doet hij het goed als hij hier de hele zomer kan gaan zitten. Volgens mij is hij niet vaak aan het schrijven. Meestal zit hij boven voor het raam een beetje naar de zee te staren. Misschien wacht hij op inspiratie. Wie zal het zeggen?’
Het meisje worstelde zich los uit zijn greep en liep snel terug naar haar speelgoed.
‘Heeft Wilding een boot?’ vroeg Perez.
‘Nee. Ik heb hem weleens meegevraagd toen ik met Kenny het water op ging, gewoon als vriendschappelijk gebaar. Maar toen de wind aantrok, had hij het bijna niet meer. Hij werd kotsmisselijk. Volgens mij staat hij niet te trappelen om nog een keer mee te gaan.’
‘Wat heeft hij dan in de schuur te zoeken?’
‘Hij vroeg of hij er een paar dozen met spullen mocht neerzetten. Willy’s huis is tamelijk klein.’
‘Als hij uit Engeland komt, heeft hij misschien iets met die dode man te maken.’
‘Het zullen in elk geval geen vrienden van elkaar zijn geweest. En anders was het een rare vriendschap, als iemand die je kent, zo overstuur raakt en je geen vinger uitsteekt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Wilding was gisteravond ook in het Herring House. Bella had hem uitgenodigd. Ze is dol op bekende persoonlijkheden. Hij was erbij toen die man zo begon te huilen. Als het vrienden waren geweest, had hij toch wel iets gedaan om die man te helpen?’ Ineens schoot het Perez te binnen dat Bella het over die man had gehad en dat ze had verteld dat hij een kunstverzamelaar was.
‘Je kent niemand hier in de buurt bij wie hij had kunnen overnachten? Er stond namelijk geen auto van hem bij het Herring House.’
‘Niemand in Biddista doet aan bed and breakfast.’
‘Hoe laat ben je bij het Herring House weggegaan?’
‘Het zal tegen elven zijn geweest voordat ik alles had opgeruimd.’
‘Ik heb begrepen dat Roddy Sinclair je gezelschap heeft gehouden.’
‘We hebben samen een paar glazen wijn gedronken. Er stonden zoveel flessen open die nog niet leeg waren. Het zou zonde zijn geweest er niet een paar leeg te drinken.’ Martin grijnsde. Zou hij echt zo zorgeloos zijn? dacht Perez. Zou het waar zijn dat de dood van zijn vader hem helemaal niets deed?
‘Heeft hij toen voorgesteld het feestje in de Manse voort te zetten?’
‘Hij zei dat hij Bella had beloofd niet meer in zijn eentje te drinken. Ik denk dat ze zich zorgen om hem maakt. Soms gedraagt hij zich onverantwoordelijk. De laatste keer dat hij bij Bella was, zei ze dat hij hulp moest zoeken om van de drank af te komen.’
‘Heeft hij dat gedaan?’
‘Natuurlijk niet. Hij is nog jong. En het is waar dat hij veel drinkt, maar het enige verschil met andere Shetlandse knullen van zijn leeftijd is dat hij meer geld te besteden heeft. Hij groeit er wel overheen.’
‘Ben je niet met Roddy naar de Manse gegaan?’
‘Nee, want ik wist dat het dan nachtwerk zou worden. Toen we bij de galerie weggingen, werd hij wat luidruchtig. Dawn moet altijd vroeg op voor haar werk en zou dat kabaal niet op prijs stellen. Daarom leek het me beter niet met hem mee te gaan.’
‘Waren er verder nog mensen buiten?’
‘Nee.’
‘Brandde er nog ergens licht?’
‘Weet ik niet meer zo precies. In deze tijd van het jaar, nu het niet zo donker is, let je daar niet op.’ Hij dacht even na. ‘Volgens mij zat Wilding boven voor het raam naar buiten te kijken.’
‘Weet je misschien hoe laat hij van het feestje is weggegaan?’
‘Nee, sorry. Ik heb de hele avond lopen rennen en vliegen. Nadat die man zo’n scène geschopt had, stapte iedereen zo’n beetje op. Roddy speelde nog wat op zijn viool en toen is iedereen weggegaan. Ik neem aan dat Wilding toen ook vertrokken is.’
‘Weet je hier iets van?’ Perez legde het briefje over de afgelaste opening op de toonbank.
Met gefronste wenkbrauwen begon Martin te lezen. ‘Hier snap ik niets van,’ zei hij. ‘Wie is er dan overleden? Bella heeft mij niet gezegd dat het niet doorging.’
‘Er is niemand overleden,’ zei Perez. Alleen een Engelsman in het zwart... ‘Het lijkt erop dat iemand een geintje wilde uithalen of de opening in het honderd wilde laten lopen. Dit briefje is gisteren in Lerwick op straat uitgedeeld.’
‘Wat zielig, zeg.’ Voor het eerst tijdens hun gesprek leek Martin serieus te zijn. Heel serieus.
‘Wat vind je zielig?’
‘Dat mensen zo jaloers kunnen zijn op Bella. Alleen maar omdat ze goed is in haar werk en daar haar geld mee verdient.’
‘Heb je iemand in het bijzonder op het oog?’
Voordat Martin kon antwoorden, draaide zijn dochtertje zich om en zei: ‘Kijk eens!’ Ze droeg een clownsmasker. Haar haar was verstrikt geraakt in het elastiek. Het was precies hetzelfde masker als de Engelsman nog steeds droeg, hangend aan een balk in de schuur, tot de technische recherche uit Inverness hem zou komen verlossen. Perez voelde voor de tweede keer die dag zijn maag protesteren. Het meisje leek door het masker niets menselijks meer te hebben en van haar ziel beroofd te zijn.
Maar Martin lachte er alleen maar om. ‘Hé, Alice,’ zei hij. ‘Waar heb je dat vandaan? Dat ziet er gek uit.’
Het meisje begon te grinniken en rende zonder antwoord te geven naar buiten, de zon in.